ECLI:NL:CRVB:2015:1674

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
13-5743 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toeslag op grond van de Toeslagenwet wegens inkomen boven sociaal minimum

In deze zaak heeft appellant, die sinds 2 februari 2012 een uitkering ontvangt op basis van de Werkloosheidswet (WW), een aanvraag ingediend voor een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) op 21 december 2012. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 30 januari 2013 afgewezen, omdat het totale gezinsinkomen van appellant niet onder het voor hem geldende sociaal minimum ligt. Appellant heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar het Uwv heeft dit bezwaar op 4 juni 2013 ongegrond verklaard en het eerdere besluit gehandhaafd.

Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 2 oktober 2013 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 april 2015 zijn partijen niet verschenen. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hem onterecht wordt verweten onjuiste informatie te hebben verstrekt over het inkomen van zijn partner.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het dagloon van appellant met terugwerkende kracht is verhoogd, wat betekent dat het dagloon meer dan de voor de TW geldende grens van € 66,51 per dag bedraagt. Dit leidt tot de conclusie dat appellant niet in aanmerking komt voor een toeslag. Bovendien heeft appellant erkend dat zijn partner een inkomen heeft van ongeveer € 900,00 per maand, wat ook bijdraagt aan de conclusie dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de toeslag.

De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag liggen. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/5743 WW
Datum uitspraak: 13 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
2 oktober 2013, 13/4707 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 april 2015 waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft vanaf 2 februari 2012 uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 21 december 2012 heeft appellant een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) aangevraagd.
1.2.
Bij besluit van 30 januari 2013 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen op de grond dat het totale gezinsinkomen van appellant niet onder het sociaal minimum ligt dat voor appellant geldt.
1.3.
Bij besluit van 4 juni 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 januari 2013 ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen, waarbij appellant als eiser en het Uwv als verweerder is aangeduid:
“Uit de op 2 augustus 2013 door verweerder toegestuurde besluiten over eisers WW-uitkering blijkt dat het dagloon met terugwerkende kracht is verhoogd. Ter zitting is dit door eiser bevestigd. Het dagloon bedraagt over de in geding zijnde periode meer dan de voor de TW geldende grens van € 66,51 per dag. Reeds hierom heeft verweerder terecht besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een toeslag. Bovendien heeft eiser ter zitting erkend dat zijn partner over een inkomen beschikt van ongeveer € 900,00 per maand. Gelet daarop komt eiser, zelfs wanneer de verhoging van het dagloon buiten beschouwing zou worden gelaten, niet in aanmerking voor een toeslag op zijn WW-uitkering.”
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat hem ten onrechte wordt verweten dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt over het inkomen van zijn partner.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag zijn gelegd, worden onderschreven. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4.2.
Naar aanleiding van hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd wordt erop gewezen dat het Uwv in zijn verweerschrift heeft opgemerkt dat appellant ter zake van het niet vermelden van de inkomsten van zijn partner op het aanvraagformulier TW geen verwijt wordt gemaakt.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) H.J. Dekker

MK