ECLI:NL:CRVB:2015:1673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van telefoonkosten door het Uwv in het kader van WW-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 2 oktober 2013 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verzocht om vergoeding van telefoonkosten die hij had gemaakt door te bellen naar het 0900-telefoonnummer van het Uwv. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen met de stelling dat het gebruikelijk is dat ieder zijn eigen kosten draagt tijdens de duur van de WW-uitkering. Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de afwijzing geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, aangezien er geen rechtsgevolgen aan de afwijzing waren verbonden.
De rechtbank heeft het oordeel van het Uwv bevestigd en geoordeeld dat de brief van 1 maart 2013 niet kan worden aangemerkt als een besluit. In hoger beroep heeft appellant zijn verzoek om vergoeding van telefoonkosten gehandhaafd en benadrukt dat hij deze kosten moest maken om duidelijkheid te krijgen over zijn aanspraken op WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de kosten die appellant heeft gemaakt niet voortvloeien uit een besluit of een daarmee gelijk te stellen handeling, waartegen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter openstond. Daarom kan de brief van 1 maart 2013 niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2015.