ECLI:NL:CRVB:2015:1631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid tot arbeid na ziekte en de rol van medische rapporten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. Appellante, die na een auto-ongeluk op 9 mei 2011 met diverse klachten uitviel voor haar werk, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 7 augustus 2012, omdat zij geschikt werd geacht om haar arbeid te verrichten. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij de zorgvuldigheid van de onderzoeken door de artsen van het Uwv onderschreef. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij door haar medische klachten niet in staat was om te werken. Ze voerde aan dat de onderzoeken onvoldoende waren en dat haar posttraumatische stressstoornis niet was onderkend.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad concludeerde dat de medische rapporten die in hoger beroep waren overgelegd, geen aanleiding gaven om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. De beslissing van het Uwv om de uitkering te beëindigen werd daarmee bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van medische rapporten in de beoordeling van de geschiktheid tot arbeid en de rol van de verzekeringsarts in dit proces. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.