ECLI:NL:CRVB:2015:1626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de belastbaarheid van appellant in het kader van de WIA en de rol van medische rapportages
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 20 mei 2015, wordt de belastbaarheid van appellant in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) besproken. Appellant, die sinds 26 maart 2010 niet meer kan werken door hoofdpijnklachten en andere gezondheidsproblemen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn recht op een WIA-uitkering heeft afgewezen. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berust, omdat de voor appellant vastgestelde belastbaarheid in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet overeenkomt met de bevindingen van de psychiater M. Kazemier. De Raad draagt het Uwv op om de FML te herzien en de arbeidskundige grondslag van het besluit opnieuw te onderbouwen, rekening houdend met de medische rapportages van Kazemier. De uitspraak volgt op een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de medische beoordeling van het Uwv onvolledig is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de psychische klachten van appellant, die zijn functioneren aanzienlijk beïnvloeden. De Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige en volledige medische beoordeling in dergelijke zaken.