ECLI:NL:CRVB:2015:1600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
14-86 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid als beveiliger

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die sinds 4 augustus 2011 niet meer in staat was om zijn werkzaamheden als beveiliger uit te voeren, was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 31 oktober 2012 onderzocht door een verzekeringsarts. Deze arts concludeerde dat appellant per 5 november 2012 weer geschikt was voor zijn werk. Appellant ging tegen deze beslissing in beroep, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.

In hoger beroep heeft appellant de conclusies van de psychiater M.Ch. Doorakkers ingeroepen, die stelde dat appellant forse beperkingen had en niet belastbaar was voor werk. Appellant betoogde dat deze conclusies ook relevant waren voor de datum in geding, 5 november 2012. De Raad overwoog echter dat de bevindingen van de huisarts en psychiater uit 2013 niet konden worden toegepast op de situatie van appellant in 2012. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om de eerdere bevindingen te herzien.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de relevantie van tijdige medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

14/86 ZW
Datum uitspraak: 13 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 november 2013, 13/162 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.G.M. Hilkens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.J.M. Kammers, advocaat. Voor het Uwv is verschenen
mr. W.J.M.H. Lagerwaard.

OVERWEGINGEN

1.1
Appellant is op 4 augustus 2011 uitgevallen voor zijn werkzaamheden als beveiliger. Sinds 1 september 2011 heeft appellant geen werkgever meer. Op 31 oktober 2012 is appellant onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv, die zijn bevindingen heeft vastgelegd in een rapport van dezelfde datum.
1.2.
Bij besluit van 31 oktober 2012 heeft het Uwv appellant met ingang van 5 november 2012 weer geschikt geacht zijn arbeid als beveiliger te verrichten.
1.3.
Bij besluit van 12 december 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 31 oktober 2012 ongegrond verklaard. Aan dat besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 december 2012 ten grondslag, welk rapport mede gebaseerd is op eigen onderzoek door die verzekeringsarts.
2. De rechtbank heeft het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Beide verzekeringsartsen hebben appellant onderzocht en rekening gehouden met de door de huisarts en de behandelend psycholoog verstrekte gegevens. Dat er inmiddels, gezien de informatie van de huisarts van 28 juli 2013 en het op verzoek van het Uwv uitgebrachte expertise-rapport van de psychiater M.Ch. Doorakkers van 12 augustus 2013, wellicht sprake is van zwaardere beperkingen, kan niet afdoen aan het oordeel ten aanzien van de datum in geding.
3. In hoger beroep heeft appellant met name gewezen op de conclusies van de psychiater Doorakkers, die forse beperkingen aanwezig acht en appellant niet belastbaar acht voor werk. Appellant is van oordeel dat deze conclusies ook betrekking hebben, althans dienen te hebben, op de datum in geding.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid. Ook de Raad acht geen aanleiding om de bevindingen van huisarts en psychiater medio 2013 te transponeren naar de datum in geding, zijnde
5 november 2012. Behandelend psycholoog Verbeken schrijft op 2 oktober 2012 dat appellant beduidend minder depressief is, en goed op weg is. Op 28 juli 2013 stelt de huisarts dat de klachten van appellant geleidelijk zijn toegenomen. De situatie medio 2013 is daarom blijkbaar een andere dan die op 5 november 2012. In zijn rapport van 4 december 2012 heeft de verzekeringsarts bezwaar verder inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom appellant op de datum in geding geschikt is te achten voor zijn arbeid als beveiliger.
4.2.
Het hoger beroep slaagt daarom niet.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) B. Fotchind

JL