ECLI:NL:CRVB:2015:1594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering in verband met vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WIA-uitkering van appellante, die in dienst was als projectcoördinator bij haar werkgever. Na een ziekmelding in 2006 ontving zij vanaf augustus 2008 een WIA-uitkering. In augustus 2009 ontving appellante een vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen van haar voormalige werkgever. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze vergoeding in mindering gebracht op de WIA-uitkering over die maand, wat leidde tot een terugvordering van € 1.862,23. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn besluit.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, met de overweging dat de vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen als loon uit het dienstverband moet worden aangemerkt. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de vergoeding niet tot het verrekenbare loon behoort en dat de terugvordering onbillijk zou zijn. Het Uwv herhaalde zijn standpunt en verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen als loon moet worden gerekend. De Raad vond de argumenten van appellante niet onderbouwd en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.