Uitspraak
OVERWEGINGEN
4 januari 2010 maar op 2 september 2009 dan wel 17 september 2009 dient te worden gesteld. Ter onderbouwing van deze stellingen heeft appellant een rapport en een aanvullend rapport van 6 december 2013 en 28 januari 2014 van zijn medisch adviseur overgelegd.
17 november 2009 over de vraag of appellant per 17 september 2009 geschikt is te achten voor zijn werk, blijkt dat appellant zich op 17 september 2009 heeft ziek gemeld met psychische klachten. Ten tijde van het onderzoek heeft appellant, behalve klachten van angst en slecht slapen, geen klachten geuit over pijn of drukkend gevoel op de borst uitstralend naar beide armen en zijn bij lichamelijk onderzoek daarover ook geen afwijkingen vastgesteld. De verzekeringsarts achtte appellant op 17 november 2009 en ook op 17 september 2009 louter op medische gronden in staat zijn werkzaamheden te verrichten en beschikte daarbij over informatie van de behandelende psychiater. Naar aanleiding van een aanvraag door de werkgever om een deskundigenoordeel heeft deze verzekeringsarts vervolgens een medisch onderzoeksverslag van 12 juli 2011 uitgebracht. Op grond van dossierstudie, lichamelijk en psychisch onderzoek van appellant en nadere telefonische informatie van de behandelend cardioloog is de verzekeringsarts tot de conclusie gekomen dat gezien het feit dat op 4 januari 2010 een coronair lijden/AP problematiek werd aangenomen bij appellant, achteraf verondersteld kan worden dat appellant dezelfde pathologie ook tijdens het onderzoek op
17 november 2009 had. Deze pathologie leidde niet tot arbeidsongeschiktheid; appellant had toen geen cardiale klachten of belemmeringen.
17 september 2009 op psychische gronden arbeidsongeschikt heeft gemeld. In zijn aanvullend rapport van 28 januari 2014 heeft de medisch adviseur benadrukt dat de strekking van zijn betoog is dat appellant op 17 september 2009 leed aan psychische klachten en niet aan een angina pectoris.
BESLISSING
P.H. Banda als leden, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2015.