ECLI:NL:CRVB:2015:1535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
13-6188 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en verzet in bestuursrechtelijke procedure betreffende AOW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Verzoeker had eerder een verzoek om herziening ingediend tegen een uitspraak van de Raad van 25 oktober 2013, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) werd afgewezen. De Raad had in een eerdere uitspraak op 1 augustus 2014 het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald en verzoeker in verzuim was. Echter, in het verzet is gebleken dat verzoeker niet in verzuim is geweest, waardoor het verzet gegrond werd verklaard. Dit leidde tot de verval van de eerdere uitspraak en het voortzetten van het onderzoek in de stand waarin het zich bevond.

Met betrekking tot het verzoek om herziening heeft de Raad de gronden van verzoeker beoordeeld. De eerste grond berustte op een onjuiste uitleg van de eerdere uitspraak, maar deze kon niet leiden tot toewijzing van het verzoek. De tweede grond betrof de rechtsbijstand door een derde, maar ook hier werden geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot toewijzing konden leiden. De Raad heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten van het verzet of het verzoek om herziening.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 mei 2015
13/6188 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 oktober 2013, 12/5467
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 1 augustus 2014 heeft de Raad het namens verzoeker door mr. M.P. Santokhi (gemachtigde) ingediende verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 oktober 2013, 12/5467 AOW, niet-ontvankelijk verklaard.
Namens verzoeker heeft gemachtigde verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 24 maart 2015. Verzoeker en gemachtigde zijn niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Met betrekking tot het verzet
De uitspraak van de Raad van 1 augustus 2014 berust op de overwegingen dat het voor het instellen van het verzoek om herziening verschuldigde griffierecht niet is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Het verzet is daarom gegrond.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 1 augustus 2014 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Met betrekking tot het verzoek om herziening
Met toepassing van de artikelen 8:55, tiende lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb zal de Raad tevens uitspraak doen op het verzoek om herziening.
De eerste grond van het verzoek om herziening berust op een onjuiste uitleg van de in de uitspraak van de Raad van 25 oktober 2013 gegeven beslissing. De Raad heeft de aangevallen uitspraak gedeeltelijk vernietigd en vervolgens in zoverre, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van rechtswege tegen het besluit van 2 maart 2012 vernietigd. Voor het overige heeft de Raad de aangevallen uitspraak, voor zover in hoger beroep aangevochten, bevestigd. Reeds hierom kan deze grond niet leiden tot toewijzing van het verzoek om herziening op dit punt.
De tweede grond van het verzoek om herziening heeft betrekking op het in de uitspraak van de Raad van 25 oktober 2013 gegeven oordeel dat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Gemachtigde voert geen feiten of omstandigheden aan als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb. Daarom kan ook op dit punt het verzoek om herziening niet worden toegewezen.
Met betrekking tot de proceskosten
Mede gelet op het voorgaande is geen sprake van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten van het - gegronde - verzet betrekking kan hebben.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het - af te wijzen - verzoek om herziening is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • wijst het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
25 oktober 2013, 12/5467, af.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 mei 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

NK