ECLI:NL:CRVB:2015:1531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 1 oktober 2012 ziek meldde wegens rugklachten. Appellante ontving een ZW-uitkering, maar na een medisch onderzoek op 4 maart 2013 oordeelde de verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij per 11 maart 2013 weer geschikt was voor haar werk. Het Uwv beëindigde daarop de uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Noord-Holland bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 5 december 2013, waartegen appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 1 april 2015 werd de zaak behandeld. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Brink, herhaalde haar standpunt dat zij niet in staat was om haar werk als productiemedewerker te verrichten. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. C. Roele, verwees naar de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerden dat er geen objectieve medische verklaring was voor de pijnklachten van appellante.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen terecht waren. De Raad bevestigde dat de arbeidsongeschiktheid objectief medisch vastgesteld moet worden en dat de subjectieve klachten van appellante niet voldoende waren om haar arbeidsongeschiktheid te onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.