ECLI:NL:CRVB:2015:1529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA en beëindiging van de ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als chauffeur werkte, had zich ziek gemeld vanwege maagklachten en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na onderzoek vastgesteld dat de appellant met ingang van 7 maart 2012 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard door het Uwv.
De rechtbank heeft de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan naar de klachten van de appellant. In hoger beroep herhaalde de appellant dat zijn beperkingen waren onderschat en voegde hij nieuwe medische documenten toe ter onderbouwing van zijn klachten. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was en dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 14 augustus 2012 terecht was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraken en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier.