ECLI:NL:CRVB:2015:1528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor functie assistente consultatiebureau
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich had ziek gemeld na een hersentumor. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante per 28 januari 2013 weer geschikt was voor de functie van assistente consultatiebureau, wat door een verzekeringsarts was onderbouwd. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar beperkingen waren toegenomen, waardoor zij niet in staat was om deze functie uit te oefenen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 1 april 2015 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door een advocaat. De Raad oordeelde dat het onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was geweest en dat de conclusies van de verzekeringsarts het bestreden besluit konden dragen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die een ander oordeel rechtvaardigde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek door het Uwv en de noodzaak voor appellanten om relevante medische informatie te overleggen in hoger beroep. De Raad concludeerde dat de functie van assistente consultatiebureau geschikt was voor appellante, ondanks haar bezwaren.