ECLI:NL:CRVB:2015:1525
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering voorschot WW-uitkering en informatieverstrekking door het Uwv
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een voorschot op de WW-uitkering van appellant, die als zelfstandige werkzaam was. Appellant ontving vanaf 1 juni 2009 een WW-uitkering en kreeg toestemming van het Uwv om gedurende een bepaalde periode werkzaamheden als zelfstandige te verrichten. Het Uwv verrekende 70% van zijn inkomsten met de WW-uitkering. Na afloop van de startperiode werd vastgesteld dat appellant te veel voorschot had ontvangen, wat leidde tot een terugvordering van € 14.336,70. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd naar € 10.377,90. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat appellant niet voldoende was geïnformeerd over de wijze van inkomstenverrekening. Appellant stelde dat het Uwv hem pas na de startperiode had geïnformeerd over de langere termijn voor de berekening van de te verrekenen inkomsten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant voldoende informatie had ontvangen en dat zijn beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv correct had gehandeld. De uitspraak werd gedaan op 13 mei 2015.