ECLI:NL:CRVB:2015:1516

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
14-838 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om indicatie voor zorgfuncties Persoonlijke verzorging en Begeleiding individueel op basis van medische onderbouwing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een indicatie voor de zorgfuncties Persoonlijke verzorging en Begeleiding individueel door het CIZ. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 mei 2015 uitspraak gedaan. Appellant, die lijdt aan albinisme, had zijn aanvraag ingediend op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ had de aanvraag op 28 februari 2013 afgewezen, omdat de medische onderbouwing voor de aangevraagde zorgfuncties ontbrak. In de bezwaarfase heeft een medisch adviseur van CIZ, A.C.J. van der Kevie, geconstateerd dat de klachten van appellant niet konden worden gerelateerd aan zijn aandoening. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard, omdat appellant geen medisch objectiveerbare gegevens had overgelegd die de afwijzing konden onderbouwen.

In hoger beroep herhaalt appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelt dat deze niet zijn onderbouwd met nieuwe medische stukken. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 mei 2015.

Uitspraak

14/838 AWBZ
Datum uitspraak: 6 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
4 februari 2014, 13/5430 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Arabaci, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij appellant is de aandoening albinisme vastgesteld.
1.2.
Bij besluit van 28 februari 2013 heeft CIZ de aanvraag van appellant om een indicatie voor de zorgfuncties Persoonlijke verzorging en Begeleiding individueel op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) afgewezen.
1.3.
In de bezwaarfase heeft A.C.J. van der Kevie, medisch adviseur bij CIZ, op basis van dossieronderzoek advies uitgebracht. In het advies van 11 juni 2013 heeft zij onder andere het volgende opgemerkt:
“Verzekerde heeft last van verminderd gezichtsvermogen, gevoeligheid voor licht, trillende oogbewegingen en verminderd dieptezien. Deze klachten zijn passend en aannemelijk bij de aandoening. Verzekerde is onder controle bij specialisten. De klachten waarvoor verzekerde de aanvraag voor AWBZ zorg heeft ingediend, te weten hoofdpijn, vermoeidheid, vergeetachtigheid, duizeligheid, bang in kleine ruimtes met als gevolg problemen met persoonlijke verzorging en sociale redzaamheid zijn niet te correleren aan de erfelijke aandoening of aan de oogafwijkingen; kortom niet passend en niet aannemelijk. Genoemde beperkingen zijn verder niet onderzocht of geobjectiveerd. Er is geen uitspraak te doen over evt behandeling van laatstgenoemde klachten, omdat er geen diagnose bekend is. Op medische grond is er naar mijn mening geen reden waarom verzekerde zich niet zou kunnen verzorgen.”
1.4.
Bij besluit van 24 juni 2013 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar tegen het besluit van 28 februari 2013 ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van 11 juni 2013.
1.5.
In de beroepsfase heeft C. van Putte-Boon, medisch adviseur bij CIZ, op 28 november 2013 advies uitgebracht op basis van dossieronderzoek, van de huisarts van appellant ontvangen informatie en een spreekuurbezoek door appellant van 5 november 2013. Zij heeft geconcludeerd dat op medische gronden niet is te onderbouwen dat appellant niet in staat is zichzelf te verzorgen of dat hij is aangewezen op begeleiding ter voorkoming van opname in een instelling dan wel verwaarlozing.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder andere het volgende overwogen. Van de zijde van appellant zijn geen medisch objectiveerbare stukken aangeleverd op basis waarvan aan het oordeel van de medisch adviseurs van CIZ getwijfeld zou kunnen worden. Immers, appellant heeft zijn stelling dat hij als gevolg van zijn aandoening niet in staat is zelf zijn persoonlijke verzorging uit te voeren niet met medisch objectiveerbare gegevens onderbouwd. Ook heeft appellant niet onderbouwd waarom zijn beperkingen tegen de achtergrond van de functie Begeleiding individueel anders beoordeeld zouden moeten worden. Ook anderszins heeft CIZ geen reden hoeven zien om aan het oordeel van de medisch adviseur te twijfelen. De medisch adviseur heeft zich immers een eigen oordeel gevormd over de situatie van appellant en zij heeft de informatie van de huisarts, oogarts, dermatoloog, klinisch geneticus en neuroloog meegewogen. De somatische grondslag is ook vastgesteld, deze brengt echter niet mee dat de beperkingen waarvoor eiser de Persoonlijke verzorging en Begeleiding individueel aangevraagd heeft, hieruit voortvloeien.
3. Appellant kan zich met de aangevallen uitspraak niet verenigen en voert het volgende aan. Een zorgvuldige medische beoordeling is in zijn geval achterwege gebleven. Hij kampt met psychische klachten en albinisme. CIZ heeft zijn beperkingen onderschat. Hij kan niet zelfstandig douchen omdat hij door zijn aandoening niet of nauwelijks ziet. Vooral het scheren is moeizaam en moet worden gedaan door een verzorger of er moet toezicht worden gehouden tijdens het scheren, omdat hij anders zichzelf snijdt. De beperkingen zijn van dien aard dat hij voor AWBZ-zorg in aanmerking moet komen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellant ter onderbouwing van zijn hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd en is niet nader onderbouwd met medische stukken. De rechtbank heeft de beroepsgronden afdoende besproken. De Raad kan zich geheel verenigen met het oordeel van de rechtbank over die gronden en maakt de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid tot de zijne.
4.2.
Op grond van het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) I. Mehagnoul

IJ