Uitspraak
OVERWEGINGEN
29 juni 2009 tot 29 augustus 2012 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het door betrokkene tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft appellant bij besluit van 17 maart 2010 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft betrokkene geen beroep ingesteld.
27 september 2012.
5 februari 2013 en een rapport van zijn arbeidsdeskundig adviseur Tebbens van 9 februari 2013.
29 juli 2013 heeft appellant aangevoerd dat de mede aan de huidige schatting ten grondslag liggende functie samensteller kunststof- en rubberindustrie (functienummer: 3811-0176-016) een andere functie is dan de gelijknamige functie met nummer 6262-0000-001 die in het rapport 15 maart 2010 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep H. Coerts wordt genoemd. Het gaat om twee verschillende functies bij twee verschillende werkgevers. Anders dan bij functie 6262-0000-001 heeft de arbeidsdeskundig analist bij de nu geselecteerde functie 3811-0176-016 geen kenmerkende belasting met betrekking tot handelingstempo vermeld. Op grond eigen waarneming heeft de arbeidsdeskundig analist vastgesteld dat deze functie geen hoger handelingstempo meebrengt dan in gangbare arbeid gebruikelijk is. Ter nadere onderbouwing van dit standpunt heeft appellant de beschrijvingen van de functies 6262-0000-001 en 3811-0176-016 van, onderscheidenlijk, 7 april 2009 en 28 mei 2012 overgelegd.
28 november 2013 heeft betrokkene voorts aangevoerd dat de functie samensteller
kunststof- en rubberindustrie (SBC-code 271130, nummer 3811-0176-016) niet passend is, omdat er nog veel onduidelijk is over de te gebruiken stofkap in de relatie tot de beperkingen in verband met de bij betrokkene vastgestelde COPD.
P. Zijlstra in een brief van 23 november 2012 weliswaar concentratieproblemen heeft vastgesteld, maar de oplossing van deze problemen heeft gezocht in het omgaan met stress, een andere wijze van coping en acceptatie. Gelet op deze bevindingen heeft appellant mogen afzien van het doen verrichten van een psychodiagnostiek onderzoek.
3811-0176-016) uit het oogpunt van het met deze functie samenhangende handelingstempo passend is voor betrokkene.
11 november 2013 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te kennen gegeven dat in geen van de geselecteerde functies sprake is van het gebruik van een stofkapje. Wel is er in de functie samensteller kunststof- en rubberindustrie sprake van een hoofdbeschermkap en een baardkapje. Daarbij gaat het om het bedekken van de haren. Uit deze beschrijving volgt niet dat het verrichten van de functie samensteller het langdurig dragen van een stofkapje met zich brengt. Appellant heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat deze functie passend voor betrokkene is.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij opdracht is gegeven tot het nemen van een nieuw besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2015.