ECLI:NL:CRVB:2015:148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende openheid van zaken over bedrijf in Marokko
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 2 januari 2013 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Tijdens het intakegesprek verklaarde hij dat hij van juni 2009 tot juni 2012 een communicatiebedrijf in Marokko had. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verzocht appellant om aanvullende informatie, waaronder bankafschriften en jaarrekeningen, om zijn recht op bijstand vast te stellen. Appellant voldeed echter niet aan deze verzoeken, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag op 19 februari 2013.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat appellant onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven over zijn bedrijf en zijn levensonderhoud na 1 juli 2012. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. Aangezien appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting voldeed, kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.
De uitspraak benadrukt het belang van volledige openheid van zaken bij het aanvragen van bijstand en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om de benodigde informatie te verstrekken. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die appellant aanvoerde, zoals het weggooien van documenten en het niet kunnen verkrijgen van bewijsstukken, voor zijn rekening en risico komen. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was.