Uitspraak
.Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
OVERWEGINGEN
.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant op 26 september 2012 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), met als gewenste ingangsdatum 1 december 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Tholen heeft appellant op 5 oktober 2012 verzocht om bankafschriften te verstrekken, met de waarschuwing dat het niet verstrekken van deze gegevens zou kunnen leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag. Appellant heeft de gevraagde gegevens echter niet of niet volledig binnen de gestelde termijn aangeleverd, wat heeft geleid tot een besluit van het college op 19 oktober 2012 om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 4 april 2013. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 5 november 2013 de uitspraak van het college heeft bevestigd. Appellant is vervolgens in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 7 mei 2015 geoordeeld dat het college terecht heeft besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant de gevraagde bankafschriften niet binnen de gestelde termijn heeft verstrekt, en dat de financiële situatie van de aanvrager essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellant redelijkerwijs in staat had moeten zijn om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen. De beroepsgronden van appellant, waaronder de stelling dat de bankafschriften niet noodzakelijk waren, zijn verworpen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.