ECLI:NL:CRVB:2015:1469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van bijstand op basis van anonieme melding over verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 1 september 2006 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De opschorting vond plaats na een anonieme melding op 9 juli 2013, waarin werd gesteld dat appellante al geruime tijd in Pakistan verbleef. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft daarop een onderzoek ingesteld en appellante opgeroepen voor een gesprek, maar zij is zonder bericht niet verschenen. Dit leidde tot de opschorting van haar bijstandsrecht per 30 juli 2013 en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand per 1 augustus 2013.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellante niet tijdig op de hoogte was van de oproepen van het college. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het missen van belangrijke post, aangezien zij langere tijd afwezig was zonder dit aan het college te melden. De Raad heeft vastgesteld dat de anonieme melding voldeed aan de voorwaarden voor het instellen van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand.
De Raad heeft verder overwogen dat de opschorting en intrekking van de bijstand rechtmatig waren, omdat appellante niet de gevraagde medewerking heeft verleend. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante verworpen en bevestigd dat het college bevoegd was om de bijstandsverlening op te schorten en in te trekken. De uitspraak van de voorzieningenrechter is daarmee bevestigd, en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.