ECLI:NL:CRVB:2015:1464
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. Zeben-de Vries
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die sinds 23 september 2010 vanwege psychische klachten niet meer kan werken, heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts heeft beperkingen vastgesteld, maar het Uwv concludeerde dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, waardoor hij geen recht op uitkering heeft. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Hij stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat zijn psychische en lichamelijke klachten onvoldoende zijn meegewogen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant adequaat hebben beoordeeld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen reden is om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te scherpen. De Raad komt tot de conclusie dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant, en dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.