ECLI:NL:CRVB:2015:146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van restantvordering door college van burgemeester en wethouders van Utrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een schuld had aan de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Utrecht, verzocht om kwijtschelding van een restantvordering van € 24.498,62. Deze vordering was ontstaan door ten onrechte betaalde bijstand, waarvoor appellant sinds 1995 aflost. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft het verzoek om kwijtschelding afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden in de Beleidsregels Terugvordering WWB. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er dringende redenen zijn om af te zien van verdere terugvordering, onder andere vanwege zijn financiële situatie, de zorg voor zijn studerende kinderen, en extra ziektekosten voor zijn echtgenote. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aan de voorwaarden voor kwijtschelding voldoet en dat het college in lijn met de Beleidsregels heeft gehandeld. De Raad heeft benadrukt dat veel mensen in vergelijkbare situaties verkeren en dat de regels inzake de beslagvrije voet bescherming bieden.
De Raad heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het college van de Beleidsregels afwijkt. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.