ECLI:NL:CRVB:2015:1391

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
13-1183 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking WIA-uitkering en verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking van zijn WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die sinds 29 juli 2005 uitgevallen is als machine operator vanwege psychische klachten, had eerder recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. In 2011 heeft het Uwv appellant herbeoordeeld en geconcludeerd dat hij benutbare mogelijkheden heeft, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering. De rechtbank onderschreef de medische grondslag van het bestreden besluit en oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen bij appellant niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld en dat de belasting van de voorbeeldfuncties in overeenstemming was met zijn belastbaarheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/1183 WIA
Datum uitspraak: 28 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 februari 2013, 12/3880 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. R. Küçükünal, advocaat. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was laatstelijk werkzaam als machine operator. Voor dit werk is hij op
29 juli 2005 uitgevallen vanwege psychische klachten. Appellant is door een verzekeringsarts van het Uwv onderzocht. Met inachtneming van de informatie van de behandelend psychiater S. Gülsaçan heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Bij besluit van 8 augustus 2007 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 27 juli 2007 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 21 januari 2009 is vastgesteld dat appellant met ingang van 27 januari 2009 recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA.
1.2.
In 2011 heeft het Uwv appellant in het kader van een herbeoordeling onderzocht. De verzekeringsarts heeft informatie ingewonnen bij de behandelend sector van appellant en een expertise laten verrichten door onafhankelijk psychiater J.H.M. van Laarhoven. Mede op grond daarvan heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat appellant benutbare mogelijkheden heeft. Appellants beperkingen voor het verrichten van arbeid zijn in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) weergegeven. De arbeidsdeskundige heeft voorbeeldfuncties geselecteerd en een verlies aan verdiencapaciteit berekend van 30%. Bij besluit van 8 december 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 9 februari 2012 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 20 juli 2012 (bestreden besluit), onder verwijzing naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat op grond van de beschikbare gegevens moet worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij appellant niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. De bevindingen van psychiater Van Laarhoven komen overeen met de eigen bevindingen van de verzekeringsartsen en zijn conclusies stroken met de door de behandelend psychiater Tanaka verstrekte informatie. In wat appellant naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor de stelling dat er sprake is van vooringenomenheid bij het Uwv. Het rapport van Van Laarhoven bevat geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van een tunnelvisie en dat van een objectieve en onafhankelijke beoordeling geen sprake is geweest. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien een onafhankelijke deskundige te benoemen, omdat onvoldoende twijfel bestaat ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de belastbaarheid van appellant zoals vastgelegd in de FML.
2.2.
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de belasting in de voor appellant geselecteerde functies zijn belastbaarheid niet overschrijdt. De arbeidsdeskundigen hebben voldoende inzichtelijk gemaakt dat de functies passend zijn voor appellant. Nu eerst in beroep de signaleringen bij de functies voldoende zijn toegelicht, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten. Ten onrechte is zowel het Uwv als de rechtbank voorbijgegaan aan de informatie van psychiater R.W. Jessurun, bij wie hij tot 21 september 2011 onder behandeling was.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De Raad stelt vast dat appellant hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak heeft ingesteld voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. Door appellant zijn uitsluitend gronden aangevoerd met betrekking tot de vaststelling van zijn psychische beperkingen.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat op grond van de beschikbare gegevens moet worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij appellant niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. De verzekeringsarts heeft bij zijn onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Psychiater Van Laarhoven heeft in zijn rapport vermeld dat er bij appellant sprake is van een posttraumatische stress-stoornis, in partiële remissie door medicatie. Hij heeft geen andere grande psychiatrie gevonden, met name geen psychotische stoornis, geen stemmingsstoornis en geen andere angststoornis. Er zijn wel beperkingen voor werkzaamheden die een beroep doen op concentratie. De verzekeringsarts heeft vervolgens geconcludeerd dat de expertise van Van Laarhoven zijn eigen indruk heeft bevestigd. Met inachtneming van deze bevindingen heeft de verzekeringsarts enige beperkingen aangenomen in de rubriek persoonlijk functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de door appellant ingebrachte informatie van psychiater Jessurun geen reden gezien de belastbaarheid van appellant te wijzigen. Als motivering is daarvoor gegeven dat deze informatie van Jessurun niet strookt met de bevindingen van Van Laarhoven, de informatie van de psychiater Tanaka en de eigen bevindingen. De rechtbank heeft terecht geen redenen gevonden om de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarin niet te volgen. De motivering op grond waarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn oordeel over de belastbaarheid van appellant heeft gevormd overeenkomstig de bevindingen van Van Laarhoven is inzichtelijk en overtuigend, reeds op de grond dat diverse klachten van appellant, getuige ook de opvatting van psychiater Tanaka, niet zijn geobjectiveerd.
4.3.
De belasting van de aan appellant voorgehouden voorbeeldfuncties is in overeenstemming met zijn door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2015.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) D. van Wijk

NK