ECLI:NL:CRVB:2015:1391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking WIA-uitkering en verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking van zijn WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die sinds 29 juli 2005 uitgevallen is als machine operator vanwege psychische klachten, had eerder recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. In 2011 heeft het Uwv appellant herbeoordeeld en geconcludeerd dat hij benutbare mogelijkheden heeft, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering. De rechtbank onderschreef de medische grondslag van het bestreden besluit en oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen bij appellant niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld en dat de belasting van de voorbeeldfuncties in overeenstemming was met zijn belastbaarheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.