ECLI:NL:CRVB:2015:1389

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
14-868 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand na ontdekking hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan een betrokkene die sinds 4 januari 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. De aanleiding voor de intrekking was de ontdekking van een hennepkwekerij op het woonadres van de betrokkene op 17 november 2011. De fraudespecialist van Stedin Netbeheer BV had aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit en stelde vast dat er drie hennepoogsten hadden plaatsgevonden. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, heeft de bijstand van de betrokkene ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, wat leidde tot een geschil dat uiteindelijk bij de Centrale Raad van Beroep terechtkwam.

De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de intrekking en terugvordering niet volledig gerechtvaardigd waren, omdat niet was aangetoond dat er drie hennepoogsten hadden plaatsgevonden. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de bevindingen van de fraudespecialist voldoende bewijs boden voor de intrekking en terugvordering. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bevindingen van de fraudespecialist, die als deskundige werd aangemerkt, aannemelijk maakten dat er inderdaad drie hennepoogsten waren geweest. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet juist was en vernietigde deze, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van deskundige rapportages in zaken van fraude en de rol van bewijsvoering in het bestuursrecht. De Raad oordeelde dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd om de bevindingen van de fraudespecialist te weerleggen, en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht waren.

Uitspraak

14/868 WWB
Datum uitspraak: 28 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
9 januari 2014, 12/2989 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. van Lunteren en M. de Geus. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Eck.
Ter zitting zijn op verzoek van betrokkene als getuigen gehoord [getuige 1] en [getuige 2].

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene ontvangt sinds 4 januari 2011 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (thans Participatiewet) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Op 17 november 2011 is op het woonadres van betrokkene aan de [adres]
te [plaatsnaam] een hennepkwekerij aangetroffen. In verband hiermee heeft M. de Geus, fraudespecialist in dienst van Stedin Netbeheer BV (fraudespecialist), bij de politie aangifte van diefstal van elektriciteit gedaan over de periode van 24 maart 2011 tot en met
17 november 2011. Volgens de aangifte van de fraudespecialist kan worden uitgegaan van drie volledige hennepoogsten van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 28 dagen. De bevindingen van de fraudespecialist zijn neergelegd in de rapportage diefstal energie van
21 november 2011.
1.3.
Deze bevindingen zijn voor appellant aanleiding geweest om de bijstand van betrokkene bij besluit van 19 maart 2012 in te trekken over de periode van 24 maart 2011 tot en met
17 november 2011 en de over die periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag
€ 8.787,83 van betrokkene terug te vorderen.
1.4.
Bij besluit van 30 mei 2012 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 19 maart 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd voor zover daarbij de bijstand vanaf 24 maart 2011 is ingetrokken en teruggevorderd, appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en daarbij de terugvordering te bepalen op het bedrag dat overeenkomt met de ten onrechte verleende bijstand over de periode vanaf 11 augustus 2011 tot en met 17 november 2011. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat in de woning van betrokkene sprake is geweest van drie hennepoogsten. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van één, niet in geschil zijnde, volle oogst en een kweek van 28 dagen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover deze ziet op de intrekking en terugvordering. Daartoe heeft hij, samengevat, het volgende aangevoerd. De fraudespecialist is deskundig en zijn rapport is zorgvuldig tot stand gekomen en inhoudelijk inzichtelijk. Betrokkene heeft geen concrete en onderbouwde gegevens overgelegd die doen twijfelen aan de bevindingen, zodat hiervan kan worden uitgegaan.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Het geschil tussen partijen is beperkt tot de vraag of sprake is geweest van één hennepoogst in de woning van betrokkene dan wel van drie oogsten. Het standpunt van appellant is dat in de woning van betrokkene drie oogsten hebben plaatsgevonden, terwijl betrokkene van mening is dat slechts sprake was van één oogst.
4.2.
Anders dan de rechtbank en met appellant is de Raad van oordeel dat appellant met de bevindingen van de fraudespecialist aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van drie hennepoogsten in de woning van betrokkene. De fraudespecialist is in die hoedanigheid sinds 2004 betrokken bij onderzoeken in verband met elektriciteitsgebruik van hennepkwekerijen en kan daarom op dat terrein als deskundige worden aangemerkt. Hij heeft in zijn rapportage diefstal van 21 november 2011 zorgvuldig en inzichtelijk beschreven wat hij bij de ontmanteling van de hennepkwekerij op 17 november 2011 heeft gezien en gedaan en tot welke bevindingen hij is gekomen. Deze bevindingen worden onderbouwd door foto’s en door een berekening van het elektriciteitsgebruik van de aangetroffen apparatuur voor drie oogsten. Deze berekening verklaart het elektriciteitsgebruik van betrokkene van ongeveer 8.000 kWh in de genoemde periode. Ter zitting is hierbij nog aangetekend dat op
17 november 2011 is geconstateerd dat de elektriciteit was omgelegd, zodat het elektriciteitsgebruik daarna niet meer op de elektriciteitsmeter zichtbaar was en het totale gebruik dus nog hoger zal liggen, en dat het normale gebruik voor een eenpersoonshuishouden ongeveer 2.100 kWh per jaar is. Op grond van deze bevindingen heeft appellant met juistheid vastgesteld dat de exploitatie van de hennepkwekerij de periode vanaf 24 maart 2011 tot en met 17 november 2011 bestrijkt.
4.3.
In de in beroep door appellant overgelegde aanvullende verklaring van 14 april 2013 en ter zitting van de Raad heeft de fraudespecialist nader toegelicht dat de verbranding van de contactpunten van de elektriciteitsmeter wijst op een langdurige afname van een grote hoeveelheid elektriciteit, dat de mate van vervuiling van het koolstoffilter wijst op minimaal drie oogsten, dat de kwekerij erg rommelig en vuil was en dat de droognetten en de weegschaal tekenen vertoonden van eerder gebruik. Deze bevindingen leiden op zichzelf genomen weliswaar niet rechtstreeks tot de conclusie dat sprake is geweest van drie hennepoogsten in de woning van betrokkene, maar ondersteunen wel de vaststelling dat het elektriciteitsgebruik in de woning van betrokkene in de periode in geding overeenkomt met de berekening van het elektriciteitsgebruik van de in de hennepkwekerij aangetroffen apparatuur voor drie oogsten.
4.4.
Betrokkene heeft geen gegevens overgelegd op grond waarvan de berekening van het elektriciteitsgebruik door de fraudespecialist niet als juist kan worden aanvaard. Betrokkene heeft evenmin gegevens overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij tweedehands apparatuur voor de kwekerij heeft gekocht, wat het gebruik ervan voor meer oogsten dan alleen voor één oogst bij hem verklaart. Aan de ter zitting afgelegde getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kan niet de waarde worden gehecht die betrokkene daaraan gehecht wil zien, reeds omdat zij niet eenduidig hebben verklaard over de periode waarin betrokkene zou zijn begonnen met de hennepkwekerij. Zo heeft [getuige 1] verklaard dat zij heeft gezien dat betrokkene in augustus of september 2011 is begonnen met het bouwen van de ruimte waarin de hennep zou worden gekweekt, terwijl [getuige 2] heeft verklaard al in juli 2011 de elektriciteit te hebben aangelegd voor de kwekerij.
4.5.
Hetgeen in 4.2 tot en met 4.4 is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden vernietigd en het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en W.F. Claessens en
J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

HD