ECLI:NL:CRVB:2015:1362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Duurzaam gescheiden leven en de gevolgen voor AOW-toekenning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van AOW aan betrokkene, die een geregistreerd partnerschap had met mevrouw [naam partner D]. Betrokkene had in 2012 een aanvraag ingediend voor AOW, waarbij hij aangaf dat hij gehuwd was maar duurzaam gescheiden leefde. De Sociale verzekeringsbank (Svb) kende hem AOW toe op basis van de status van gehuwd zijn, wat betrokkene betwistte. De rechtbank Amsterdam had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de Svb opgedragen om hem als ongehuwd aan te merken. De Svb ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad stelde vast dat betrokkene en mevrouw [naam partner D] in 2004 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met als doel zich fiscaal voordelig te presenteren. Ondanks dat zij in twee woningen woonden en ieder hun eigen leven leidden, was er voldoende frequentie van contact en gezamenlijke activiteiten om te concluderen dat zij niet als duurzaam gescheiden konden worden aangemerkt. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond.
De uitspraak benadrukt de criteria voor duurzaam gescheiden leven en de intenties van betrokkenen bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap. De Raad concludeerde dat de omstandigheden niet wezenlijk veranderden na de splitsing van de woning en dat de fiscale overwegingen een belangrijke rol speelden in hun relatie.