ECLI:NL:CRVB:2015:1351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die in een gezamenlijke huishouding zouden hebben geleefd. Appellante ontving van 19 oktober 2000 tot en met 30 september 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand van 21 april 2009 tot en met 31 juli 2010. Naar aanleiding van anonieme meldingen heeft de gemeente Almere een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit leidde tot de conclusie dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding en heeft het college de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek te herstellen. Het college heeft daarop de intrekking van de bijstand beperkt en het terug te vorderen bedrag verlaagd. De rechtbank heeft echter in de einduitspraak het beroep van appellanten gegrond verklaard voor de periodes waarin het college onvoldoende inzichtelijk had gemaakt hoe de vorderingen waren opgebouwd. De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding in de betwiste periodes, waardoor de intrekking van de bijstand en de terugvordering onterecht waren. De Raad heeft de eerdere besluiten van het college vernietigd en de proceskosten van appellanten vergoed.