ECLI:NL:CRVB:2015:1338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische grondslag en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft appellante, die als schoonmaakster werkzaam was, zich op 26 augustus 2010 ziek gemeld vanwege pijnklachten aan haar benen en psychische klachten na een val. Op 7 mei 2012 heeft zij een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 2 juli 2012 vastgesteld dat appellante geen recht had op WIA-uitkering, omdat zij met ingang van 23 augustus 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd op 8 januari 2013 ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waren en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van deze rapporten te twijfelen. Appellante heeft in hoger beroep een brief van haar neuroloog overgelegd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze informatie geen nieuwe medische gegevens bevat die de zaak in een ander licht kunnen stellen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk is en dat de geselecteerde functies passen bij de voor appellante vastgestelde belastbaarheid. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.