ECLI:NL:CRVB:2015:133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een WIA-uitkering had aangevraagd. De appellant, die zich had ziek gemeld vanwege lies- en rugklachten en later ook psychische klachten, was van mening dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ten onrechte had vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had op 14 november 2012 besloten dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, wat door de rechtbank Oost-Nederland in een eerdere uitspraak werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van appellant en dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de eerdere bevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige juist waren. De Raad concludeerde dat er geen onjuiste toepassing van het Verzekeringsgeneeskundig protocol depressieve stoornis had plaatsgevonden en dat de beperkingen die waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren. Appellant had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt kon onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant, waardoor de weigering van de WIA-uitkering werd gehandhaafd.