ECLI:NL:CRVB:2015:1300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opleggen van een maatregel wegens niet voldoen aan sollicitatieverplichting in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die eerder werkzaam was bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, had zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd na ontslag. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de uitkering van de appellant verlaagd omdat hij niet had gesolliciteerd, wat in strijd was met zijn sollicitatieverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om te solliciteren, ondanks zijn beweringen over een burn-out en tijdrovende procedures met zijn ex-werkgever. De Raad benadrukte dat de sollicitatieverplichting op de appellant rustte en dat het Uwv bevoegd was om de naleving hiervan te controleren. De Raad concludeerde dat de opgelegde maatregel van 25% verlaging van de uitkering voor vier maanden terecht was, omdat de appellant in de relevante periode geen sollicitatieactiviteiten had verricht. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid en dat de omstandigheden van de appellant niet voldoende waren om de maatregel te verminderen.
De uitspraak bevestigt de verantwoordelijkheid van werkloze ex-werknemers om actief te solliciteren en de rol van het Uwv in de handhaving van deze verplichting. De Raad wees erop dat de appellant, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, niet ontslagen kon worden van zijn sollicitatieverplichting en dat het Uwv de juiste procedure had gevolgd in het opleggen van de maatregel.