ECLI:NL:CRVB:2015:1276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de bijstandsverlening aan appellant. Appellant had zich op 25 oktober 2012 gemeld voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en verklaarde geen vaste woon- of verblijfplaats te hebben. Tijdens een intakegesprek op 18 december 2012 gaf hij aan bij een vriend te wonen, maar hij voldeed niet aan de verzoeken van het college om aanvullende gegevens over zijn woon- en verblijfsituatie te verstrekken. Het college heeft zijn aanvraag om bijstand op 7 januari 2013 afgewezen, omdat appellant niet alle gevraagde informatie had ingeleverd.
Appellant heeft later, op 15 januari 2013, zich ingeschreven op het opgegeven adres en een nieuwe aanvraag ingediend, die ook werd afgewezen. Het college heeft op 29 april 2013 de bezwaren van appellant deels gegrond verklaard en hem bijstand toegekend voor een bepaalde periode, maar stelde vast dat hij per 15 maart 2013 het opgegeven adres had verlaten zonder dit tijdig te melden. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet tijdig te melden dat hij zijn adres had gewijzigd.
De Raad benadrukte dat het aan appellant was om aan te tonen dat hij recht op bijstand had gehad als hij aan zijn verplichtingen had voldaan. Aangezien appellant geen concrete informatie had verstrekt over zijn verblijfplaats na 15 maart 2013, kon het college niet vaststellen of hij recht op bijstand had. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af, evenals de proceskosten.