ECLI:NL:CRVB:2015:1264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WW-uitkering wegens te late aanvraag en beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WW-uitkering aan appellant. Appellant had van 19 november 1990 tot 1 augustus 2007 gewerkt en zijn dienstverband was beëindigd door een beëindigingsovereenkomst. Na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag om een WW-uitkering op 15 augustus 2007, diende appellant op 15 augustus 2012 opnieuw een aanvraag in. Het Uwv weigerde deze aanvraag omdat deze te laat was ingediend en er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er recht op uitbetaling was voor de periode na 1 december 2007. De Raad concludeerde dat er geen bijzonder geval was dat een afwijking van de regels rechtvaardigde, zoals vastgelegd in artikel 35 van de WW. De verklaring van de huisarts van appellant bood geen steun voor zijn stelling dat hij om medische redenen niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de aanvraag van appellant voor de WW-uitkering werd afgewezen.