ECLI:NL:CRVB:2015:1258
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstand naar de gehuwdennorm en terugvordering van bijstandsuitkeringen
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsverlening aan appellanten, die sinds 15 augustus 1998 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo ongegrond verklaarde. Het college had besloten de bijstand van appellanten te herzien naar de gehuwdennorm met een verlaging van 10% en de langdurigheidstoeslag over de jaren 2004 tot en met 2012 in te trekken, als gevolg van het niet melden dat hun zoon bij hen inwoonde en inkomsten had.
De Raad stelt vast dat er voldoende grond was voor het college om een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, naar aanleiding van een melding dat de zoon van appellanten bij hen woonde. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, observaties en verhoren van appellanten en getuigen. De onderzoeksresultaten leidden tot de conclusie dat de zoon in de periode van 1 april 2003 tot en met 25 mei 2012 zijn hoofdverblijf had bij appellanten, wat hen in staat stelde de noodzakelijke kosten van het bestaan met hem te delen.
Appellanten voerden aan dat de melding onvoldoende feitelijke grondslag bood voor het onderzoek en dat de onderzoeksbevindingen onrechtmatig waren verkregen. De Raad oordeelt echter dat de melding en de daaropvolgende onderzoeksbevindingen voldoende basis vormden voor de besluitvorming van het college. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt.