ECLI:NL:CRVB:2015:1212
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- R.H.M. Roelofs
- O.L.W.H.I. Korte
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verstrekking van hasj door werkgever in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan een appellant die 1 gram hasj per werkdag van zijn werkgever ontving. De appellant had zich samen met zijn partner op 27 september 2012 gemeld voor een aanvraag om (aanvullende) bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag afgewezen, omdat de appellant volgens hen beschikte over voldoende middelen van bestaan, waaronder de waarde van de hasj die hij van zijn werkgever ontving. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de hasj niet als inkomen in natura kan worden aangemerkt, omdat de appellant deze niet vrij kan besteden. De Raad stelde vast dat de hasj niet kan worden verkocht en dat de appellant niet kan beslissen wat hij ermee doet. De Raad concludeerde dat de verstrekking van hasj door de werkgever niet kan worden aangemerkt als een gift die relevant is voor de bijstandsverlening. Het bestreden besluit van het college berustte niet op een deugdelijke grondslag en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.
De Raad droeg het college op om binnen zes weken de gebreken in het besluit te herstellen en opnieuw te beslissen op het bezwaar van de appellant. De uitspraak benadrukt het belang van individuele afstemming van bijstandsverlening op de omstandigheden van de betrokkene, vooral in situaties waarin specifieke kosten door de werkgever worden gedekt.