ECLI:NL:CRVB:2015:1203

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
13-3859 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit tot weigering Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen. Het primaire besluit van het Uwv dateert van 16 februari 2011, maar appellant heeft dit besluit niet ontvangen. Pas op 22 juni 2011 ontving hij een kopie van het besluit. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 6 december 2011 ongegrond verklaard door het Uwv.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 13 juni 2013 het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij het bezwaar tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van het besluit op de juiste wijze had plaatsgevonden en dat de wettelijke bezwaartermijn was verstreken. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het besluit niet aangetekend was verzonden en dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het besluit.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat appellant zelf verantwoordelijk was voor het tijdig ophalen van zijn post. De verklaringen van zijn moeder, die bevestigden dat appellant te laat zijn post had opgehaald, boden geen aanleiding om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3859 WAJONG
Datum uitspraak: 15 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
13 juni 2013, 11/3216 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Kiewitt, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. P. Jalandoni, advocaat. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 16 februari 2011 heeft het Uwv geweigerd om aan appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen. Nadat was gebleken dat het besluit van 16 februari 2011 appellant niet had bereikt heeft het Uwv op 22 juni 2011 een kopie van dat besluit aan appellant gezonden.
2. Bij besluit van 6 december 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant gericht tegen het besluit van 16 februari 2011 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar tegen het besluit van 16 februari 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is bepaald dat de aangevallen uitspraak in de plaats van het vernietigde besluit treedt. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat met de toezending van een afschrift van het besluit van 16 februari 2011 op 22 juni 2011 een bekendmaking conform artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de wettelijke bezwaartermijn van zes weken, op grond van de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb is aangevangen op 23 juni 2011 en is geëindigd op 3 augustus 2011. Aangezien het bezwaarschrift van appellant op 9 augustus 2011 per fax - derhalve na het einde van de termijn - door verweerder is ontvangen, luidt de conclusie dat het bezwaarschrift niet binnen de bezwaartermijn is ontvangen. Gesteld noch gebleken is dat appellant een reden heeft aangevoerd op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hieruit volgt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat het bezwaar van appellant ontvankelijk is.
4. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het besluit, na telefonisch overleg, op
22 juni 2011 niet aangetekend is verstuurd. Appellant wist niet meer dan dat er een besluit genomen was maar de inhoud en motivering was hem nog steeds niet bekend. Het besluit is verzonden naar [het adres] te [plaats]. Dit is het door appellant aan het Uwv opgegeven adres van zijn moeder en gold als postadres voor appellant. Appellant heeft de post en daarmee ook het besluit, bij zijn moeder opgehaald op 3 augustus 2011. Appellant maakte toen een afspraak met zijn gemachtigde die op 9 augustus 2011 bezwaar heeft gemaakt. Appellant heeft een verklaring van 31 augustus 2013 afkomstig van zijn moeder waarin zij verklaart dat zij nooit een brief heeft ontvangen. Bij schrijven van 16 februari 2015 heeft appellant nog een verklaring, van zijn moeder ingebracht. Zij verklaart daarin dat appellant in de zomer van 2011 zonder vaste woon- of verblijfplaats was en het ouderlijk huis als postadres gebruikte. Op 22 juni 2011 is er contact opgenomen met het Uwv en vervolgens is een kopie van de beschikking opgestuurd. In de eerste week van augustus 2011 heeft zij contact gehad met appellant en hem op de hoogte gebracht van de beslissing van het Uwv. Vervolgens heeft appellant zo snel mogelijk een afspraak met zijn advocaat gemaakt.
5.1.
De Raad overweegt als volgt.
5.2.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het primaire besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt, dat de bezwaartermijn eindigde op 3 augustus 2011 en dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend.
5.3.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd is geen aanleiding gelegen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Dat appellant zich niet eerder naar het door hem opgegeven postadres heeft begeven om de post op te halen, komt voor zijn rekening en risico. De verklaringen van zijn moeder maken dit niet anders. Hierin wordt immers bevestigd dat appellant te laat zijn post heeft opgehaald maar worden geen redenen voor een verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding gegeven.
5.4.
Uit 5.2 en 5.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2015.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) K. de Jong

MK