ECLI:NL:CRVB:2015:1203
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit tot weigering Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen. Het primaire besluit van het Uwv dateert van 16 februari 2011, maar appellant heeft dit besluit niet ontvangen. Pas op 22 juni 2011 ontving hij een kopie van het besluit. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 6 december 2011 ongegrond verklaard door het Uwv.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 13 juni 2013 het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij het bezwaar tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van het besluit op de juiste wijze had plaatsgevonden en dat de wettelijke bezwaartermijn was verstreken. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het besluit niet aangetekend was verzonden en dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het besluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat appellant zelf verantwoordelijk was voor het tijdig ophalen van zijn post. De verklaringen van zijn moeder, die bevestigden dat appellant te laat zijn post had opgehaald, boden geen aanleiding om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.