ECLI:NL:CRVB:2015:1198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens discrepantie tussen GBA-adres en feitelijk woonadres
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 1 maart 2012 bijstand, maar verhuisde in juli 2012 naar een ander adres, dat niet overeenkwam met zijn inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Na een melding van de klantmanager dat appellant niet langer bij zijn verhuurder verbleef, startte de gemeente Hellendoorn een onderzoek naar zijn feitelijke woonadres. Appellant gaf aan dat hij op een ander adres woonde, maar zijn adreswijziging was nog niet doorgegeven aan de gemeente. De gemeente schorste zijn bijstandsrecht en vroeg appellant om zijn adres in de GBA te corrigeren. Appellant deed dit pas op 28 november 2012, maar de gemeente ontving de benodigde toestemmingsverklaring van zijn verhuurder pas later. Uiteindelijk werd zijn bijstandsverlening per 1 november 2012 ingetrokken omdat de afwijking in de GBA niet was hersteld. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze intrekking ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij tijdig aangifte had gedaan van zijn adreswijziging en dat de gemeente niet had aangetoond dat de intrekking rechtmatig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de intrekking van de bijstand terecht was, omdat appellant niet had voldaan aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gemeente correct had gehandeld.