ECLI:NL:CRVB:2015:1160
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag overlijdensuitkering AOW wegens gebrek aan gezinsverband
Op 10 april 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die een aanvraag voor een overlijdensuitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had ingediend na het overlijden van haar moeder op 15 augustus 2011. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet kon aantonen dat zij ten tijde van het overlijden in gezinsverband met haar moeder leefde. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 27 februari 2015 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. M. Sturmans. De Raad oordeelde dat de rechtbank en de Svb terecht hadden geconcludeerd dat appellante niet in gezinsverband met haar moeder leefde, aangezien uit de stukken bleek dat zij op verschillende adressen woonden. Appellante had aangevoerd dat zij als enige de zorg voor haar moeder had, maar dit was niet voldoende om aan te tonen dat er sprake was van een gezinsverband zoals bedoeld in artikel 18 van de AOW.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier B. Fotchind, en werd openbaar uitgesproken op 10 april 2015.