ECLI:NL:CRVB:2015:1158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- P.H. Banda
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die zich op 18 mei 2010 ziek meldde met rug- en knieklachten, werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld. Het Uwv had op 23 maart 2012 vastgesteld dat appellant met ingang van 15 maart 2012 geen recht op een WIA-uitkering had. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 1 november 2012 bevestigd.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts voldoende informatie had ingewonnen van de behandelende artsen en dat de medische beoordeling van het Uwv niet onjuist was. Appellant had geen overtuigende medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwden dat hij zwaarder beperkt was dan vastgesteld.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen niet juist waren vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch passend waren voor appellant. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.P.M. Zeijen als voorzitter en P.H. Banda en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 april 2015.