ECLI:NL:CRVB:2015:1131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- C.H. Bangma
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toekenning van een proportionele diensttijdgratificatie aan ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om toekenning van een proportionele diensttijdgratificatie aan appellant, die sinds 1 augustus 1964 in dienst was bij de [naam werkgever]. Appellant had op 1 februari 2013 eervol ontslag aangevraagd en gebruik gemaakt van de Regeling flexibel pensioen en uittreden (FPU). De staatssecretaris van Financiën had op 14 maart 2013 het verzoek van appellant om een gratificatie afgewezen, omdat appellant nog geen 50 jaar in dienst was en het ontslag niet was verleend op de gronden genoemd in artikel 79, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep stelde appellant dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het Sociaal Flankerend Beleid (SFB) niet meer gold op het moment van zijn ontslag. Hij voerde aan dat de personeelsfunctionaris hem hierover had moeten informeren en dat het vertrouwensbeginsel was geschonden. Appellant verwees ook naar een collega die wel een gratificatie had ontvangen, en stelde dat de staatssecretaris een overzicht moest verstrekken van medewerkers die na 1 januari 2012 ontslagen waren en mogelijk onterecht een gratificatie hadden ontvangen.
De Raad oordeelde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden van het ARAR voor de gratificatie en dat hij zich niet kon beroepen op het vertrouwensbeginsel. De Raad benadrukte dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het informeren over de geldende regelgeving. De situatie van de collega van appellant was niet vergelijkbaar, omdat aan deze collega een ondubbelzinnige toezegging was gedaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.