ECLI:NL:CRVB:2015:1124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- H.J. Dekker
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid als schoonmaker
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als schoonmaker werkzaam was. Appellant meldde zich ziek op 10 april 2012, waarna hij een ZW-uitkering ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 25 juni 2012, omdat appellant weer geschikt werd geacht voor zijn werk. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. Appellant stelde dat hij vanwege psychische klachten volledig arbeidsongeschikt was en dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was uitgevoerd, onder andere omdat er geen tolk aanwezig was tijdens de onderzoeken.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was en dat er geen objectieve medische redenen waren om aan te nemen dat appellant niet in staat was om als schoonmaker te werken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de conclusie van het Uwv. De Raad concludeerde dat appellant niet in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering, omdat hij per 25 juni 2012 weer geschikt was voor zijn arbeid. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 april 2015.