ECLI:NL:CRVB:2015:1122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het besluit van het Uwv om de Ziektewet-uitkering van appellante te beëindigen ongegrond heeft verklaard. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld vanwege pijnklachten en ontving een ZW-uitkering. Na een onderzoek door een verzekeringsarts werd geconcludeerd dat zij per 18 maart 2013 weer geschikt was voor haar werkzaamheden. Het Uwv beëindigde daarop de uitkering, wat door appellante werd bestreden.
De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat er geen medische redenen waren om het oordeel van de arts te betwisten. Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij op de datum van beëindiging van de uitkering niet in staat was om te werken, en overhandigde aanvullende medische informatie ter ondersteuning van haar standpunt. Het Uwv bevestigde de eerdere uitspraak en voegde rapporten van verzekeringsartsen toe.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig hadden gehandeld en dat de door appellante overgelegde medische gegevens geen nieuwe informatie bevatten die het oordeel over haar geschiktheid voor arbeid op 18 maart 2013 konden veranderen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had beëindigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.