ECLI:NL:CRVB:2015:1100
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als onderhoudsmonteur werkzaam was, had zich ziek gemeld in verband met een operatieve ingreep aan zijn rechterpols en psychische klachten. Hij ontving een Ziektewet (ZW) uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na onderzoek door een verzekeringsarts dat hij per 31 augustus 2012 weer geschikt was voor zijn arbeid. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, wat appellant niet kon accepteren, en hij ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 18 februari 2015 heeft appellant zijn bezwaren tegen de beoordeling van zijn psychische klachten naar voren gebracht, maar de Raad oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat er geen ernstige stoornissen waren die werkhervatting belemmerden. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de ZW-uitkering van appellant te beëindigen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om hun standpunten met voldoende medische onderbouwing te ondersteunen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een extern deskundigenonderzoek en dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.