Uitspraak
mr. C. Roele.
OVERWEGINGEN
2 oktober 2013 (bestreden besluit) ongegrond is verklaard. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid van verzoeker met ingang van 4 april 2013 nader vastgesteld op 60,42%.
€ 403,68 netto per maand.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker, die een voorlopige voorziening vroeg in verband met een verwachte verlaging van zijn uitkering per 1 mei 2015. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.W. Brugman, stelde dat hij in financiële problemen zou komen door deze verlaging. De Raad oordeelde echter dat verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een (financieel) spoedeisend belang. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker, samen met zijn partner, een gezinsinkomen van ongeveer € 2.200,- netto per maand had, wat niet duidde op een situatie van financiële nood. Bovendien was verzoeker op de hoogte van de mogelijke verlaging van zijn uitkering en had hij zich hierop kunnen voorbereiden. De voorzieningenrechter concludeerde dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor het treffen van een voorlopige voorziening, zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek werd dan ook afgewezen, zonder veroordeling in de proceskosten.