ECLI:NL:CRVB:2015:1093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat haar psychische beperkingen onvoldoende waren erkend door de verzekeringsartsen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de beperkingen van appellante adequaat waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar van appellante tegen de beëindiging van haar uitkering ongegrond was. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De appellante had in Turkije basisonderwijs en een equivalent van de MAVO doorlopen, wat ook in overweging werd genomen bij de beoordeling van haar geschiktheid voor de geselecteerde functies. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.