ECLI:NL:CRVB:2015:1088

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
12-6096 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigen bijdrage voor sportvoorziening onder de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De zaak betreft de aanvraag van betrokkene, die blind en doof is, voor een vergoeding voor de aanschaf van een sporttandem. In eerste instantie werd de aanvraag afgewezen, maar de rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en kende hem een persoonsgebonden budget (pgb) toe voor de aanschaf van de tandem. Het college ging in hoger beroep, stellende dat de rechtbank ten onrechte zelf in de zaak had voorzien en de bestuurlijke afweging had buitenspel gezet.

De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellant slaagde. Het college had de gelegenheid moeten krijgen om zijn zienswijze te geven over de toepassing van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Bij een later besluit op 19 mei 2014 werd betrokkene alsnog een financiële tegemoetkoming toegekend voor de aanschaf en het onderhoud van de sporttandem, maar dit bedrag was lager dan het door de rechtbank vastgestelde bedrag. De Raad oordeelde dat het besluit van 19 mei 2014 een nieuwe beslissing op bezwaar vormde en dat er geen belang meer bestond bij de beoordeling van het eerdere besluit van 21 februari 2011.

De Raad concludeerde dat betrokkene zich kon verenigen met het oordeel van de rechtbank en dat het college in de bijzondere omstandigheden van het geval betrokkene in een betere positie had gebracht. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, behoudens de bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten, en het beroep tegen het besluit van 19 mei 2014 werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier, op 4 maart 2015.

Uitspraak

12/6096 WMO, 14/5881 WMO
Centrale Raad van Beroep
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van
3 oktober 2012, 11/452 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 4 maart 2015
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2014. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.J.H. Bouwman en mr. R.A. Oosterveer. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. M.D. Groot.
Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Appellant heeft een besluit van 19 mei 2014 toegestuurd.
Bij brief van 24 juni 2014 heeft mr. Groot, namens betrokkene, op het besluit van
19 mei 2014 gereageerd.
De zaak is door de meervoudige kamer verwezen naar een enkelvoudige.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens voortgezet op 10 december 2014. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Oosterveer en drs. M. Okoli. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Groot.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is blind en doof. Hij is door middel van het bij hem ingebrachte cochleaire implantaat in staat iets te horen. Op 16 april 2012 heeft betrokkene in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een vergoeding voor de aanschaf van een sportvoorziening in de vorm van een sporttandem met trapondersteuning aangevraagd. Op
10 april 2010 is een offerte voor de sporttandem opgemaakt; de kosten voor de tandem bedragen € 5.200,-.
1.2.
Bij besluit van 27 augustus 2010 heeft appellant de aanvraag van betrokkene voor een vergoeding voor de aanschaf van de sporttandem afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 21 februari 2011 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 27 augustus 2010 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, bepaald dat betrokkene in aanmerking wordt gebracht voor een persoonsgebonden budget (pgb) ten behoeve van de aanschaf van een sporttandem tot een bedrag van € 5.200,- en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellant heeft zich zoals ter zitting toegelicht primair op het standpunt gesteld dat dat de rechtbank ten onrechte zelf in de zaak heeft voorzien en daarmee de bestuurlijke afweging ten onrechte buitenspel heeft gezet.
4.1.
Het hoger beroep van appellant slaagt. Appellant had, nu meerdere oplossingen mogelijk waren, in de gelegenheid moeten worden gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken omtrent de in dit geval aangewezen toepassing van de Wmo.
4.2.
Bij besluit van 19 mei 2014 heeft appellant - onder intrekking van het besluit van
21 februari 2011 - betrokkene alsnog een financiële tegemoetkoming toegekend in de aanschaf, het onderhoud en de reparatie van de sporttandem ter hoogte van € 4.120,27 voor de periode van drie jaar vanaf 3 oktober 2012.
4.3.
Het besluit van 19 mei 2014 vormt een nieuwe beslissing op bezwaar. Nu bij dit besluit niet het door de rechtbank vastgestelde bedrag is toegekend, wordt dit besluit, gelet op het bepaalde in de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, in de beoordeling betrokken. De Raad zal, nu als gevolg van dit besluit geen belang meer bestaat bij een beoordeling van het besluit van 21 februari 2011 verder uitstaan met een beoordeling van het besluit van 19 mei 2014.
4.4.
Betrokkene heeft geen beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Hieruit volgt dat betrokkene zich kan verenigen met het oordeel van de rechtbank - kort samengevat inhoudende - dat aan hem een pgb van € 5.200,- ten behoeve van de aanschaf van een aangepaste sporttandem wordt toegekend.
4.5.
Appellant heeft ter zitting - onbestreden - uiteengezet dat op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Ermelo bij het verstrekken van een pgb ten behoeve van (sport)voorzieningen een zogenoemde eigen bijdrage is verschuldigd. Dit heeft feitelijk tot gevolg dat betrokkene op zijn minst een aanzienlijk gedeelte, maar uiteindelijk wellicht zelfs het gehele bedrag van € 5.200,- aan appellant zal moeten terugbetalen. In de bijzondere omstandigheden van het geval heeft appellant aanleiding gezien om bij besluit van 19 mei 2014 een bijdrage te verstrekken in de kosten van de aanschaf van de tandem en het onderhoud hiervan van € 4.120,27 en hierbij te bepalen dat dit bedrag slechts ziet op een periode van drie jaar en dat geen eigen bijdrage is verschuldigd.
4.6.
Met het besluit van 19 mei 2014 heeft appellant betrokkene mitsdien onmiskenbaar in een aanzienlijk betere positie gebracht dan waarin hij als gevolg van de door hem niet bestreden aangevallen uitspraak terecht was gekomen. Betrokkene heeft dit niet - ook niet nadat hem de gelegenheid is geboden met zijn raadsman te overleggen - met kracht van argumenten bestreden.
4.7.
Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.6 slaagt het hoger beroep van appellant en dient het beroep tegen het besluit van 19 mei 2014 ongegrond te worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak behoudens de opgenomen bepalingen omtrent
griffierecht en proceskosten;
- verklaart het beroep tegen de beslissing van 19 mei 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) K. de Jong

TM