ECLI:NL:CRVB:2015:1054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en de gevolgen van laattijdige aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WAO-uitkering aan appellant. Appellant had in 2010 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), bijna 30 jaar na zijn eerste arbeidsongeschiktheidsdag in 1981. De verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was en dat hij de wachttijd van 52 weken niet had volbracht. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts voldoende inzichtelijk en consistent waren. Appellant had onvoldoende medische informatie overgelegd die zijn stelling dat hij gedurende de wachttijd arbeidsongeschikt was, kon onderbouwen. De Raad wees erop dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer verantwoord kon worden vastgesteld, voor risico van appellant zelf kwam. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen voor uitkeringen en de gevolgen van laattijdige aanvragen voor de vaststelling van de medische situatie. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts getrokken conclusies en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.