ECLI:NL:CRVB:2015:1009

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
13-5583 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van een tekstschrijver na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, die zich op 1 januari 2012 ziek meldde vanwege psychische klachten. Appellant was werkzaam als tekstschrijver bij een re-integratiebedrijf. De verzekeringsarts concludeerde op 14 september 2012 dat appellant weer in staat was zijn werkzaamheden te verrichten, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering per 20 september 2012 te beëindigen. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er voldoende rekening was gehouden met de belastbaarheid van appellant. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn behandelend psychiater, R.B. Houtman, hem op 8 augustus 2012 niet geschikt achtte voor werk vanwege te veel stress en beperkte belastbaarheid.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen een voldoende medische basis vormden voor de conclusie dat appellant per 20 september 2012 niet ongeschikt was voor zijn arbeid. De Raad vond dat de beperkingen van appellant niet zodanig waren dat hij zijn werkzaamheden als tekstschrijver niet kon verrichten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

13/5583 ZW
Datum uitspraak: 1 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
5 september 2013, 12/3104 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.G. Burgers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft nog een medisch rapport ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Burgers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Roele.

OVERWEGINGEN

1.1.
Na eerdere ziekteperioden heeft appellant zich op 1 januari 2012 ziek gemeld wegens psychische klachten. Appellant was toen werkzaam als tekstschrijver bij een
re-integratiebedrijf. Op 14 september 2012 is appellant op het spreekuur van de verzekeringsarts verschenen. Deze arts is tot de conclusie gekomen, mede ook op basis van informatie van de behandelend sector, dat appellant weer in staat was zijn werkzaamheden als tekstschrijver te verrichten. Dienovereenkomstig heeft het Uwv bij besluit van 14 september 2012 beslist dat appellant met ingang van 20 september 2012 geen recht op ziekengeld meer heeft.
1.2.
Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Appellant is vervolgens op
7 november 2012 door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gezien. Die arts heeft appellant vervolgens doen onderzoeken door de psycholoog N.M. Lijftogt. Die komt in haar rapport van 4 december 2012 tot de conclusie dat appellant in zijn beroepsmatig functioneren beperkingen ondervindt ten aanzien van dwingend werktempo, conflicthantering, werken in teamverband en afbreukrisico. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt vervolgens in zijn rapport van 7 december 2012 tot de conclusie dat appellant, uitgaande van deze beperkingen, in staat moet zijn, zijn maatgevende arbeid van tekstschrijver te verrichten.
1.3.
Dienovereenkomstig heeft het Uwv bij besluit van 10 december 2012 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit 14 september 2012 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de rapporten van de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Er is rekening gehouden met de informatie van de behandelend psychiater en er is op verzoek van het Uwv een psychodiagnostisch onderzoek verricht door psycholoog Lijftogt. Met de belastbaarheid van appellant is voldoende rekening gehouden bij het nemen van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep heeft appellant gewezen op het standpunt van behandelend psychiater
R.B. Houtman, die appellant op 8 augustus 2012 nog niet geschikt acht om behandeld te worden. Er is sprake van te veel stress. Ook acht hij appellant op dat moment niet tot beperkt belastbaar. Ook heeft appellant betoogd dat hij, gelet op de door psycholoog genoemde beperkingen, zijn werkzaamheden als tekstschrijver zeker niet kan verrichten.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Het rapport van de arbeidsdeskundige J.F. Oudhoff van 11 oktober 2012 bevat een zeer uitgebreide beschrijving van de werkzaamheden van appellant als tekstschrijver. De verzekeringsartsen hebben daarom een compleet beeld gehad van de maatgevende arbeid.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de rapporten van de verzekeringsartsen gebaseerd zijn op zorgvuldige onderzoeken en een voldoende medische grondslag vormen voor het oordeel dat appellant per 20 september 2012 niet ongeschikt was voor zijn arbeid. In de diverse (para-)medische rapporten wordt als diagnose gesteld een stemmingsstoornis/dysthyme stoornis. Voldoende gemotiveerd is dat de beperkingen van appellant niet dusdanig zijn dat hij zijn werkzaamheden niet zou kunnen verrichten. Psychiater Houtman, die appellant op 8 augustus 2012 niet tot beperkt belastbaar acht, motiveert dat oordeel niet en geeft ook niet aan waaruit die beperkingen dan zouden bestaan. Aan het oordeel van de Raad kan ook niet afdoen dat appellant ten tijde als hier van belang in afwachting was van een behandeling bij PsyQ, welke behandeling nadien ook heeft plaatsgevonden.
4.3.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) K. de Jong

MK