ECLI:NL:CRVB:2015:1008

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
13-5424 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van een schilder na beoordeling van geschiktheid voor arbeid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als schilder werkzaam was. Appellant is op 13 oktober 2011 uitgevallen voor zijn werk vanwege psychische klachten en heeft zich onder behandeling gesteld bij GGZ Drenthe. Na beëindiging van deze behandeling in oktober 2012, heeft een verzekeringsarts op 12 februari 2013 vastgesteld dat appellant weer in staat was zijn werkzaamheden als schilder te verrichten. Hierop heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloten om de ZW-uitkering van appellant per 18 februari 2013 te beëindigen.

Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv als zorgvuldig en voldoende onderbouwd beoordeeld. De Raad concludeert dat de medische rapporten voldoende basis bieden voor de conclusie dat appellant per 18 februari 2013 niet langer ongeschikt was voor zijn werkzaamheden als schilder.

De Raad heeft overwogen dat, hoewel appellant een kwetsbaar persoon is met financiële problemen, deze omstandigheden niet impliceren dat hij niet in staat zou zijn om zijn werkzaamheden te verrichten. De informatie van GGZ Drenthe biedt geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/5424 ZW
Datum uitspraak: 1 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
27 augustus 2013, 13/401 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. de Jong, rechtshulpverlener CNV Vakmensen, hoger beroep ingesteld.
Nadien heeft mr. de Jong zich teruggetrokken als gemachtigde.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2015. Appellant is niet verschenen. Namens het Uwv is verschenen mr. D. de Jong.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is op 13 oktober 2011 uitgevallen voor zijn werk als schilder wegens psychische klachten. Appellant heeft zich onder behandeling gesteld bij GGZ Drenthe. In oktober 2012 is die behandeling beëindigd. Op 12 februari 2013 is appellant gezien door een verzekeringsarts, die vervolgens tot de conclusie komt dat appellant weer in staat is zijn maatgevende arbeid van schilder te verrichten. Dienovereenkomstig heeft het Uwv het recht op ziekengeld van appellant bij besluit van 12 februari 2013 met ingang van 18 februari 2013 beëindigd.
1.2.
Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 februari 2013 bij besluit van 8 april 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsartsen kennis hebben genomen van de door GGZ Drenthe verstrekte informatie, waaruit blijkt dat sprake is van een eenmalige depressieve episode. Uit die informatie blijkt niet dat appellant zijn werkzaamheden niet zou kunnen verrichten. Het Uwv heeft op grond van de verzekeringskundige rapporten kunnen besluiten tot beëindiging van het ziekengeld.
3. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv zijn gebaseerd op zorgvuldige onderzoeken en vormen een voldoende medische grondslag voor het oordeel dat appellant per 18 februari 2013 niet langer ongeschikt was voor zijn werkzaamheden als schilder. Weliswaar blijkt uit die rapporten dat appellant een kwetsbaar persoon is met grote financiële problemen, maar die omstandigheden impliceren niet dat appellant niet in staat zou zijn zijn werkzaamheden als schilder te verrichten. Dat appellant zich na het nemen van het bestreden besluit opnieuw bij de GGZ Drenthe onder behandeling heeft gesteld, kan aan dat oordeel ook niet afdoen, nu de informatie van de GGZ Drenthe, zoals die verwoord is in de brief van
3 juli 2013, daar geen aanleiding toe geeft.
4.2.
Het hoger beroep slaagt daarom niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) K. de Jong

NK