ECLI:NL:CRVB:2015:1008
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van een schilder na beoordeling van geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als schilder werkzaam was. Appellant is op 13 oktober 2011 uitgevallen voor zijn werk vanwege psychische klachten en heeft zich onder behandeling gesteld bij GGZ Drenthe. Na beëindiging van deze behandeling in oktober 2012, heeft een verzekeringsarts op 12 februari 2013 vastgesteld dat appellant weer in staat was zijn werkzaamheden als schilder te verrichten. Hierop heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloten om de ZW-uitkering van appellant per 18 februari 2013 te beëindigen.
Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv als zorgvuldig en voldoende onderbouwd beoordeeld. De Raad concludeert dat de medische rapporten voldoende basis bieden voor de conclusie dat appellant per 18 februari 2013 niet langer ongeschikt was voor zijn werkzaamheden als schilder.
De Raad heeft overwogen dat, hoewel appellant een kwetsbaar persoon is met financiële problemen, deze omstandigheden niet impliceren dat hij niet in staat zou zijn om zijn werkzaamheden te verrichten. De informatie van GGZ Drenthe biedt geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.