ECLI:NL:CRVB:2015:1005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na herstelverklaring en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 25 april 2012 ziek had gemeld vanwege rug- en urologische klachten. De verzekeringsarts verklaarde appellant per 9 augustus 2012 hersteld, waarna het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering beëindigde. Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam oordeelde in eerste aanleg dat het Uwv ten onrechte de functie van industrieel reiniger als maatstaf arbeid had gehanteerd en vernietigde het besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten en dat de rechtbank geen onafhankelijk medisch deskundige had benoemd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gegevens had ingebracht die de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen en dat er geen sprake was van schending van het beginsel van een eerlijk proces. De Raad bevestigde dat appellant niet ongeschikt was voor de werkzaamheden van buitenwacht, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.