ECLI:NL:CRVB:2014:991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 30 januari 2012. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de laatste dag voor het indienen van bezwaar 30 augustus 2012 was, maar dat het bezwaarschrift pas op 3 september 2012 was ontvangen. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar bewering dat zij onduidelijke informatie had ontvangen van het Uwv en de gemeente, niet in verzuim was. De Raad benadrukte dat het besluit van 19 juli 2012 duidelijk was en dat appellante had moeten begrijpen dat zij tijdig bezwaar moest maken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaar en de verantwoordelijkheid van appellanten om zich bewust te zijn van hun rechten en plichten. De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.