ECLI:NL:CRVB:2014:986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep op vertrouwensbeginsel faalt in WW-uitkering bij ondernemersaftrek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die sinds 1 juni 2007 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had toestemming gekregen van het Uwv om gedurende een bepaalde periode werkzaamheden als zelfstandige te verrichten. Het Uwv had echter bij de berekening van de uitkering 70% van de inkomsten uit deze werkzaamheden in mindering gebracht, inclusief de ondernemersaftrek. De appellant stelde dat hij onjuist was geïnformeerd over deze verrekening en dat het Uwv de ondernemersaftrek ten onrechte had meegenomen in de berekening van zijn inkomen.
De Raad overwoog dat het Uwv op basis van de Wet en het Besluit vaststelling inkomsten startende zelfstandigen WW gerechtigd was om de ondernemersaftrek mee te tellen bij de vaststelling van het inkomen. De Raad concludeerde dat de appellant geen in rechte te honoreren verwachting kon ontlenen aan een e-mail van een werkcoach, waarin hij mogelijkerwijs onduidelijk was geïnformeerd. De Raad oordeelde dat de appellant niet kon aantonen dat het Uwv hem had toegezegd dat de ondernemersaftrek buiten beschouwing zou worden gelaten.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en dat de uitspraak openbaar werd gedaan.