ECLI:NL:CRVB:2014:986

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
13-408 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op vertrouwensbeginsel faalt in WW-uitkering bij ondernemersaftrek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die sinds 1 juni 2007 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had toestemming gekregen van het Uwv om gedurende een bepaalde periode werkzaamheden als zelfstandige te verrichten. Het Uwv had echter bij de berekening van de uitkering 70% van de inkomsten uit deze werkzaamheden in mindering gebracht, inclusief de ondernemersaftrek. De appellant stelde dat hij onjuist was geïnformeerd over deze verrekening en dat het Uwv de ondernemersaftrek ten onrechte had meegenomen in de berekening van zijn inkomen.

De Raad overwoog dat het Uwv op basis van de Wet en het Besluit vaststelling inkomsten startende zelfstandigen WW gerechtigd was om de ondernemersaftrek mee te tellen bij de vaststelling van het inkomen. De Raad concludeerde dat de appellant geen in rechte te honoreren verwachting kon ontlenen aan een e-mail van een werkcoach, waarin hij mogelijkerwijs onduidelijk was geïnformeerd. De Raad oordeelde dat de appellant niet kon aantonen dat het Uwv hem had toegezegd dat de ondernemersaftrek buiten beschouwing zou worden gelaten.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en dat de uitspraak openbaar werd gedaan.

Uitspraak

13/408 WW
Datum uitspraak: 26 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 december 2012, 12/1580 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2012. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is met ingang van 1 juni 2007 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft appellant bij besluit van 12 juli 2007 toestemming verleend om met behoud van uitkering gedurende de periode van 16 juli 2007 tot en met 13 januari 2008 werkzaamheden in de uitoefening van een eigen bedrijf te verrichten. In dit besluit is bepaald dat tijdens deze startperiode de WW-uitkering doorloopt en dat op die uitkering 70% van zijn inkomsten als zelfstandige in mindering zullen worden gebracht. Ten slotte is bepaald dat de uitkering over deze periode bij wijze van voorschot betaalbaar wordt gesteld.
1.2. Het Uwv heeft bij besluit van 6 februari 2008 het recht van appellant op uitkering met ingang van 14 januari 2008 beëindigd voor 20 uur per week wegens diens werkzaamheden als zelfstandige. Daarbij is appellant er nogmaals op gewezen dat over de periode van 16 juli 2007 tot 14 januari 2008 70% van zijn inkomsten als zelfstandige op zijn WW-uitkering in mindering worden gebracht en dat appellant hierover te zijner tijd zal worden geïnformeerd.
1.3. Bij besluit van 14 november 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant, in verband met zijn inkomsten als zelfstandige, een te hoog voorschot heeft ontvangen en is een bedrag van € 9.400,30 bruto van appellant teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 18 juni 2012 is dat bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat het Uwv hem onvolledig heeft geïnformeerd over de inkomsten als zelfstandige die op zijn WW-uitkering in mindering worden gebracht. Volgens appellant heeft het Uwv bij de berekening van zijn inkomsten als zelfstandige ten onrechte de over de jaren 2007 en 2008 ontvangen ondernemersaftrek meegenomen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 77a, eerste lid, van de WW kan het Uwv een werknemer toestemming verlenen om gedurende maximaal 26 kalenderweken werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te verrichten. Op grond van het tweede lid blijft voor de werknemer, bedoeld in het eerste lid, het recht op uitkering op grond van hoofdstuk II bestaan.
4.2.
Op grond van artikel 35aa, eerste lid, van de WW wordt, indien de werknemer toestemming heeft gekregen van het Uwv om werkzaamheden als bedoeld in artikel 77a, eerste lid, van de WW te verrichten, de uitkering verminderd met 70% van de inkomsten uit of in verband met die werkzaamheden. Op grond van het tweede lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de inkomsten, bedoeld in het eerste lid, de berekening daarvan en de periode waaraan deze worden toegerekend.
4.3.
De regels, bedoeld in artikel 35aa, tweede lid, van de WW zijn gesteld bij het Besluit vaststelling inkomsten startende zelfstandigen WW, Staatsblad 2006, 305 (Besluit). In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van dit Besluit is, voor zover hier van belang, bepaald dat onder inkomen als bedoeld in artikel 35aa, eerste lid, van de WW wordt verstaan: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet. Hieruit volgt dat het Uwv de ondernemersaftrek terecht heeft aangemerkt als inkomsten uit of in verband met werkzaamheden als zelfstandige die in mindering worden gebracht op de
WW-uitkering.
4.4.
Naar aanleiding van de stelling van appellant dat het Uwv hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de verrekening van zijn inkomsten als zelfstandige wordt het volgende overwogen. Het Uwv heeft appellant bij brieven van 12 juli 2007 en 6 februari 2008 uitdrukkelijk meegedeeld dat sprake was van een voorschot en dat 70% van zijn inkomsten als zelfstandige gedurende de startperiode in mindering zal worden gebracht op zijn
WW-uitkering. Weliswaar staat in die brieven niet in de exacte bewoording van de noteren regeling vermeld wat onder inkomsten als startende zelfstandige moet worden verstaan, maar dat gegeven kan er niet toe leiden dat (een deel van) de inkomsten als startende zelfstandige, in strijd met artikel 35aa, tweede lid, van de WW en het Besluit, niet in mindering worden gebracht op zijn WW-uitkering.
4.5.
Indien en voor zover appellant een beroep heeft willen doen op het vertrouwensbeginsel slaagt dit beroep niet. Aan de ter zitting overgelegde email van werkcoach Koenders van
20 maart 2008 heeft appellant geen in rechte te honoreren verwachting kunnen ontlenen dat het Uwv in zijn geval de ondernemersaftrek niet zou meetellen voor de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen. Bovendien kan de informatie uit deze email voor appellant niet gedragsbepalend zijn geweest voor zijn handelen als ondernemer tijdens de startperiode omdat die informatie pas na afloop van die startperiode aan appellant is verstrekt. Ook overigens is niet gebleken dat appellant door het Uwv is toegezegd dat de ondernemersaftrek buiten aanmerking zou worden gelaten bij de vaststelling van zijn inkomsten als startende zelfstandige.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) Z. Karekezi
IvR