ECLI:NL:CRVB:2014:976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante, die op 6 oktober 2010 een aanvraag indiende op basis van de Wet Wajong. Appellante, geboren op 2 april 1980, stelde dat zij door ziekte of handicap niet geschikt was voor werk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) handhaafde bij besluit van 16 mei 2011 zijn eerdere afwijzing van haar verzoek om arbeids- en inkomensondersteuning, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op de relevante datum minder dan 25% was. De rechtbank Zwolle-Lelystad verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld, waarbij zij werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E. Schriemer. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A. Ruis. Tijdens de zitting op 12 februari 2014 heeft de Raad de argumenten van beide partijen gehoord. Appellante voerde aan dat er medische informatie ontbrak die haar arbeidsongeschiktheid zou onderbouwen, met name met betrekking tot haar eczeemklachten en het syndroom van Asperger.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen nieuwe informatie was die aanleiding gaf tot een ander oordeel. De bezwaarverzekeringsarts had adequaat vastgesteld dat appellante geen arbeidsbeperkingen had die tot een Wajong-uitkering zouden leiden. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berustte en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 maart 2014, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigde.