Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Hieraan heeft CIZ ten grondslag gelegd dat uit het indicatieonderzoek is gebleken dat voor de zorgvraag van appellante, voor zover deze betreft huishoudelijke taken, voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voorliggend zijn op zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
15 november 2011 (bestreden besluit) heeft CIZ appellante in verband met bij haar aanwezige matige beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid, geïndiceerd voor BI in de vorm van een pgb, klasse 2 van 3 juni 2011 tot en met 3 december 2011 en klasse 1 van
4 december 2011 tot 4 december 2016. Met betrekking tot de psychische klachten heeft CIZ overwogen dat, zolang daar nog behandelmogelijkheden voor zijn, deze mogelijkheden voorliggend zijn op het toekennen van AWBZ-zorg. De cognitieve beperkingen van appellante zijn blijvend van aard, zodat de indicatie BI klasse 1 voor langere tijd verstrekt is.
AWBZ-zorg.
BESLISSING
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014.