ECLI:NL:CRVB:2014:970
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die per 19 mei 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft dit oordeel.
Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Wolter, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar klachten en beperkingen in de loop der tijd zijn toegenomen. Ze heeft medische informatie overgelegd die haar geestelijke gezondheidsklachten en lichamelijke klachten betreft, waaronder rug-, nek- en knieklachten. Appellante ontving per 13 juli 2013 een WGA-uitkering, maar de Raad oordeelt dat deze informatie niet relevant is voor de beoordeling van de situatie per 19 mei 2010.
De Raad concludeert dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoert, in wezen herhalingen zijn van wat al in beroep is aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden besproken en de Raad maakt deze overwegingen tot de zijne. Er is geen nieuwe medische informatie overgelegd die zou kunnen leiden tot een ander oordeel. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.